Na de vertalingen van deel één en twee van Sperbers trilogie All das Vergangene (Alles wat voorbij is) — De waterdragers van God en De vergeefse waarschuwing — verschijnt in de zomer het derde en laatste deel: Voorbij de vergetelheid, een vertaling van Au delà de l'oublie, de Franse titel waaraan Manès Sperber de voorkeur gaf boven de Duitse Bis man mir Scherben auf die Augen legt.
Dit derde deel van Manès Sperbers herinneringen beslaat de jaren tussen 1933 — wanneer hij uit een Berlijnse gevangenis wordt vrijgelaten en naar Parijs vertrekt — en de periode ná de oorlog, wanneer hij besluit in Parijs te blijven.
In Voorbij de vergetelheid wordt de langzame verwijdering van en de onontkoombare breuk met het communisme besproken — een vergelijking met de autobiografie van zijn vriend Arthur Koestler dringt zich op — en die breuk blijkt bepalend te zijn voor heel Sperbers latere oeuvre. Behalve de boeiende portretten van auteurs als Anna Seghers en André Malraux wordt in dit deel prachtig verwoord hoe Sperber langzamerhand afscheid neemt van de communistische partij. Elke fase van zijn leven wordt gekenmerkt door een breuk met een intensief, diep doorvoeld geloof of politieke overtuiging. Ook dit deel is doordesemd van Sperbers intellectuele rusteloosheid, maar naar rust is Sperber dan ook niet op zoek. Hij probeert zich in te zetten voor rechtvaardigheid en democratie. Zijn vijand in deze strijd is echter niet een persoonlijke tegenstander, maar de staat. Uiteindelijk, ouder en wijzer, stond hij onverzoenlijk tegenover alle dictaturen.
'De drie delen van Sperbers memoires vormen een panorama van de 20ste eeuw. Ze verdienen het om geplaatst te worden tussen de grote herinneringsdocumenten van de afgelopen honderd jaar, ergens tussen de dagboeken van Victor Klemperer en De wereld van gisteren van Stefan Zweig, bijvoorbeeld.'
Geertjan de Vugt, De Volkskrant